Kijken door de ogen van een vlinder …

Na de ingelaste ledenvergadering stonden twee enthousiaste dames van de Vlinderstichting (Ineke Radstaat en Annette van Berkel) klaar om ons (ruim 30 aanwezigen) bij te praten over vlinders en (kort) over libellen.  Ineke verzorgde de lezing (zij verving Kars Veling) en Anna demonstreerde in de pauze en na afloop de meetnet-app van de Vlinderstichting.

Kijk door de ogen van de vlinder was de rode draad die Ineke hanteerde. Hoe leven ze, wat hebben ze nodig en wat maakt een gebied aantrekkelijk voor een soort? Door in de huid van een vlinder te kruipen en de omgeving door vlinderogen te bekijken krijgen we veel informatie waarmee we vlinders en libellen kunnen behouden en herstellen en dat is hard nodig! Aan de hand van fraaie plaatjes gaf Ineke voorbeelden waar je thuis of in het groenbeheer rekening mee moet houden als je vlinders een extra kans wil geven.
Een paar voorbeelden:
    • sleedoornpage: eitjes komend volgend voorjaar uit > opletten met snoeien;
    • bruin zandoogje: overwintert als rups > graspollen niet te laat en niet te kort maaien;
    • koninginnenpage: overwintert als pop aan voet van de plant (schermbloemigen) > niet alles weghalen;
    • dagpauwoog/kleine vos/citroenvlinder/gehakkelde aurelia: zijn nu aan het ‘opvetten’ en overwinteren als vlinder in koele ruimte (beschikken over een soort antivries). Mocht je ze in huis aantreffen > in koele ruimte zetten (bv in schuur of buiten in vlinderkastje).
    
Door het natte weer zijn er dit jaar veel atalanta’s en dagpauwogen gezien (veel brandnetel).
Vlinders vertellen een verhaal … we zien dit jaar weliswaar veel vlinders, maar er is wel degelijk sprake van een dalende lijn: het aantal vlinders is nu 75 % t.o.v. 1990! Er zijn 2000 à 3000 vlinders in Nederland, slechts 2 % zijn dagvlinders (53 soorten).

Het onderscheid tussen dag- en nachtvlinders zit ‘m vooral in de voelsprieten / antennes: een dagvlinder heeft een soort 'knopje' op het eind van de antenne, bij een nachtvlinder is dat draadvormig of geveerd.

Antennes bij dagvlinder (links) en nachtvlinder (rechts) Bron: Vlinderstichting

Goed om te onthouden, want er zijn nachtvlinders die ook overdag fourageren, zoals de fraaie kolibrivlinder …
Overigens gebruikt men voor nachtvlinders ook wel (onterecht vindt Ineke) het woord ‘motten’ (dat is afgeleid van het Engelse woord ‘moths’).

Dagpauwoog, koninginnenpage en gehakkelde aurelia


Kijken door de ogen van een vlinder: zorg voor de planten die voedsel verschaffen. Een vlinder gebruikt zijn roltong om nectar uit de bloem te halen. Er is een voorkeur voor paarse/rode bloemen. Maar bekende bloemen als roos/rodondendron zijn niet geschikt voor vlinders. Ineke geeft een aantal voorbeelden; op de website van de Vlinderstichting vind je hier veel informatie over.
In deze tijd is ook rottend fruit aantrekkelijk voor de vlinders.
Het belang van voedsel geldt vanzelfsprekend ook voor de rupsen van de vlinders. Die zijn vaak kieskeurig en beperken zich vaak tot een enkele plant, de zogenoemde waardplanten.

Na de pauze was er ook aandacht voor de libellen. Ook hier onderscheiden we twee groepen: de echte libellen en de juffers. De website van de Vlinderstichting omschrijft de verschillen als volgt:
    • 'Echte' libellen hebben een robuuster en meestal breder achterlijf. De achtervleugels zijn aan de basis breder dan de voorvleugels. In rust worden de vleugels meestal gespreid, of zelfs schuin naar beneden gehouden 'Echte' libellen hebben grote ogen, die elkaar boven op de kop (bijna) raken.
    • Juffers hebben een lang, dun achterlijf. In tegenstelling de tot echte libellen hebben de vleugels van juffers alle vier dezelfde vorm. De vleugels worden in rust meestal langs of boven het achterlijf samengeklapt. De ogen zijn gevormd als een halve bol en zijn geplaatst aan de zijkanten van de kop. Bij juffers raken de ogen elkaar niet.
    
Libellen zijn jagers (vleeseters) en afhankelijk van water. Dat is dan ook de reden dat het met de libellen relatief beter gaat dan met vlinders. Libellen zijn een kenmerk voor (goed) waterbeheer: keurmeesters van het water.

Aan het eind van haar lezing, komt Ineke terug op de rode draad om voor elke levensfase te kijken door de ogen van een vlinder. Ook al lijkt je eigen bijdrage klein, elk stapje dat je zet is van belang.
Of anders gezegd (uitspraak Gandhi):
Bijna alles wat je doet is onbelangrijk,
maar het is belangrijk dat je het doet!

Met applaus en een dankwoordje van Gerard werd deze interessante lezing afgesloten.
Gerard wees de aanwezigen er verder op dat op 13 oktober een aanverwant onderwerp aan de orde komt in een lezing over de eikenprocessierups.
Verslag en foto’s: Jaap Sonnevijlle

Meer weten: de Vlinderstichting heeft een zeer informatieve website,
kijk eens op www.vlinderstichting.nl

Gaat de vlinder- en libellenstand in ons land achteruit?
Worden er in het noorden minder vlinders en libellen waargenomen dan in het zuiden?
De Vlinderstichting kan deze vragen beantwoorden met behulp de meetnetten. De meetnetten zijn een netwerk van vaste telroutes door heel Nederland. Honderden vrijwilligers tellen zo’n route in hun buurt. Dat kan in een natuurgebied zijn, maar ook in een berm of in een park in de buurt.
Een meetnetroute is gemiddeld een kilometer lang. Iedere week wordt de route gelopen en worden alle vlinders en/of libellen geteld (doorgaans van maart tot en met september). Op dit moment worden er jaarlijks ongeveer 800 vlinderroutes iedere week geteld en zo'n 400 libellenroutes.
Dankzij de meetnetten krijgt De Vlinderstichting actuele informatie over de veranderingen in de vlinder- en libellenstand in Nederland. Heeft u een redelijke kennis van de vlinders of libellen uit uw omgeving en de mogelijkheid om een half uur per week vrij te maken voor een telling? Doe dan mee met het meetnet!

De coördinatoren van De Vlinderstichting geven graag meer uitleg, of komen langs om een route uit te zetten.
Meer informatie en aanmelden: www.vlinderstichting.nl/wat-wij-doen/meetnetten